Loyaliteit is alles
Steeds dichter bij jou en mijn winter komt tot bloei.

I

Turijn, 26 augustus 1950

Dat het leven de eeuwige reis is in de eindeloze en vergeefse zoektocht naar onszelf is van weinig belang. Het is het besef van de bewuste illusie van het leven dat mij beangstigt. Zelfmoord is de moed om het toe te geven. Het is hetzelfde lege gevoel van een onbekende realiteit dat me doordringt als ik naar de straat kijk, de cafés, de mensen die lijken te feesten. Er hangt een lucht die naar herinneringen ruikt, dezelfde kale geur van de verdorde heuvels thuis, misschien is het gewoon de nacht die me niet gezelschap wil houden. Zij ook al niet. In de verte, in de menigte, zoek ik naar een vriendelijke stem die verloren gaat in de klap van het zoveelste lege glas wijn dat door een groep jongens op tafel wordt gesmeten. Als kinderen lachen ze om niets, waarna ze zonder spijt aan het gezelschap terugdenkend alleen de weg naar naar huis afleggen.
– Het is pas twaalf uur ‘s middags! – mopper ik, terwijl ik mijn sigaret aan mijn mond zet, zo luid is het geroezemoes van stemmen vermengd met voetstappen boven Turijn. Met het puntje van mijn wijsvinger maak ik de knoop van mijn stropdas los, die me meer verstikt dan de hitte van de avond, meer dan de rook van de tabak die ik doorslik. Heel even vang ik een glimp op van een meisje dat uit haar stoel opstaat en langzaam

9